De paar avonden in de week dat ik er kom, is de wachtrij om een balletje te slaan enorm. Jong en oud staan, wachtend op hun beurt en geleund tegen de biljarttafel, te kijken hoe twee bezeten tafeltennissers het er vanaf brengen. De meesten komen en gaan. Aangezien de winnaar-blijft-staan-regel wordt gehanteerd, zijn het vaak dezelfde deelnemers die kunnen blijven spelen.
Nou wil ik wel arrogant doen, maar de kans dat je binnenkomt en ziet hoe Joe met een half opgegeten batje en het lichtste sportballetje een masterclass geeft aan iets te ambitieuze heethoofden, is erg groot. Na iedere overwinning moet ik balletje en/of batje ontwijken, krijg ik tientallen scheldwoorden naar mijn hoofd geslingerd en word ik gemaand plaats te maken om de eentonigheid te doorbreken. Ik moet er wel bij vertellen dat het aantal serieuze uitdagers de laatste weken flink is toegenomen. Dat ze een gooi willen doen naar de macht, is hun goed recht.
Ik zal je heel eerlijk bekennen: als mijn backhand loopt, kun je maar beter dekking zoeken. Al mijn 'rivalen' zullen dat beamen. Alleen mijn neef Ferit (die nu wel iets te vaak in mijn blogs voorkomt, besef ik nu) is in staat de van mijn bat afspattende vuurpijlen te pareren. Hoe hij het doet weet ik niet, maar hij krijgt de meest onmogelijke ballen terug op mijn speelveld. Toch delft hij in de onderlinge confrontaties vaker het onderspit dan ik. (Don't deny!)Joe is in goede doen moeilijk te verslaan. De laatste weken is dat alleen een verdwaalde Arabier echt gelukt. Maar die man neemt eigen batjes en balletjes mee. Nog geen vijf punten onderweg staat hij al in zijn blote en behaarde bast van de zweet. Maar eerlijk is eerlijk, een stugge speler die ik de laatste twee keer pas op de knieën heb kunnen krijgen.
Aan het eind van de avond, als de luie kaarters toe zijn aan wat beweging en gezelligheid, raakt de ruimte rond het kleine tennisveldje overbevolkt. Het enkelspel is dan geen optie meer, omdat dat de wachtrij nauwelijks ten goede komt. Creatief als een aantal vrienden zijn, hebben ze een logische en een minder voordehandliggende oplossing bedacht. De eerste is het dubbelen. Het dubbelspel bij tafeltennis is echter anders dan bij het gewone tennis, waar het niet uitmaakt wie de bal naar de overkant mept.
De belangrijkste tafeltennisregel bij twee-tegen-twee is dat de spelers uit een team om en om aan de beurt zijn. Dat wil zeggen overspelen en een paar meter naar achteren stappen, zodat de medespeler de ruimte heeft voor zijn beurt. Je raadt het al, aan botsingen geen gebrek. Sommige koppels stapelen de miscommunicaties op. Bij de wisseling knallen ze op elkaar, laten een hoek helemaal vrij omdat staan ze aan dezelfde kant staan of ze meppen elkaar in plaats van de bal. De fouten worden ook afgedwongen door de wat listigere spelers. Het dubbelspel is gezellig en levert hilarische taferelen op. Teamgenoten gaan op elkaar tekeer alsof hun leven ervan af hangt en fouten worden altijd in elkaars schoenen geschoven. Het geschreeuw kent geen grenzen.Dan is er nog de originele oplossing voor het wegwerken van de eindeloze wachtrij: Rondom de tafel. Spelers proberen een batje te bemachtigen en sluiten aan één van beide kanten aan in de rij. Aan beide kanten moet evenveel spelers staan. Het principe is heel gemakkelijk. Overspelen en rechtsom doorlopen naar de overkant en wachten op jouw beurt. Degene die er als eerst niet in slaagt de bal op het speelveld aan de overkant te krijgen, valt af. En dan begint de volgende ronde, totdat er twee spelers overblijven. Zij spelen de finale, een kort partijtje (best of vijf punten). De winnaar krijgt een leven (in ons jargon ook wel upje, diamant of sterretje genoemd). Deze kan ingezet bij een foute bal. Dan lever je het upje in en mag je blijven staan.
Bij de eerste rondes duurt het door de vele deelnemers relatief lang totdat je aan de beurt komt. Met een sukkeldrafje kun je oversteken en nog ben je ruim op tijd voor jouw volgende bal. Maar vanaf de kwartfinale is het rennen, duiken en vliegen. Je slaat de bal en voordat je het weet ben je aan de overzijde alweer aan de beurt. Niet alleen de ledematen draaien overuren, ook de buikspieren worden flink op de proef gesteld. Iedere keer weer bescheuren we ons van het lachen.
Zo heb ik jongens zien duiken om hun beurt te redden. Anderen denken er iets te gemakkelijk over en nemen alle tijd van de wereld om over te steken, niet wetende dat ze de volgende bal alweer moeten ontvangen. Hun eindsprint komt vaak net te laat. En dan zijn er nog de pechvogels. Elke keer zijn het dezelfden die worden getroffen door een netballetje (bal die via het net onhoudbaar aan de overzijde valt) of een bal die de zijkant van de tafel toucheert. In beide gevallen is de deelnemer kansloos en moet hij het deelnemersveld verlaten. Al lachend start de rest de volgende ronde.Topsport is het niet, maar veel gezelliger kun je het als vriendengroep niet krijgen. Rondom de tafel is een garantie voor een uitmuntende sfeer. De kaartverslaafden willen het luidruchtige tafeltennisgezelschap aanvankelijk nog wel eens van een reprimande voorzien, maar geven de moed niet veel later al op. Het heeft geen zin en ze ergens gunnen ze het ons om plezier te hebben. Beter hier dan in Oberhausen of Deventer onder de brug, zullen ze denken.
Net als de voetbalplaatjes brengt ook het tafeltennis de fijne jeugdherinneringen naar boven. Elke woensdagavond en vrijdagmiddag gingen we naar het wijkcentrum om te pingpongen. Daar was het dringen geblazen, want we waren met een groep van ongeveer zes jongens erg aan elkaar gewaagd en stuk voor stuk beweerden we de beste te zijn. Dat was voor en na de voetbaltrainingen bij Sportclub Enschede iets anders. Ook daar speelden we tafeltennis, maar niet op het scherpst van de snede. Een zakje snoep in de ene hand, lekker pingpongen zonder punten.. Je kent het wel.
De tafeltennisrage is herboren. En Joe beleeft er veel plezier aan, net als in die mooie oude tijd.
Ondertussen biedt iedereen zich aan om het gat dat Gertjan Verbeek heeft achtergelaten voor een half jaar op te vullen. Leo Beenhakker, Willem van Hanegem en zelfs John de Wolff. Lijkt me geen goed plan. De eerste twee hebben twee oorlogen meegemaakt en zijn niet meer van deze tijd. Een ploeg als Feyenoord snakt naar een jonge en energieke coach die begrijpt wat de spelersgroep nodig heeft. Misschien is dit ook wel het probleem van de Rotterdamse club. Ongeschikte personen willen allemaal toetreden tot de technische staf om het tij te laten doen keren. Als ik zie wat er de laatste jaren is ingekocht, hoe de financiële situatie is en wat er is gepresteerd op het veld, dan kun je niet anders concluderen dan dat er vrijwel alleen maar onwetende prutsers hebben gezeten.
NEC speelt herkenbaar en aanvallend voetbal. Been baart er bovendien opzien met zijn aankoopbeleid. Lasse Schöne is een schot in de roos, Ramon Zomer past perfect bij de club en ook in de aanval is versterkt met een paar goede namen (Rommedahl, Bouaouzan en John). Ook daar kan het kooplustige Feyenoord dus hoop uit putten. Sterker nog, ik had die man een dubbelfunctie gegeven. Laat hem als technisch directeur ook maar de aankopen doen. Been verdient het, kan het en wil het. Waar wachten ze nog op?
- Al op de eerste dag van het trainingskamp in Belek gaat het mis. De spelers verzamelen zich 's middags voor de eerste training. Tijdens het afrondende partijspel wil Kevin Hofland het doel onder vuur nemen. Niet zonder gevolgen. De afzwaaier van de centrale verdediger belandt in het gezicht van Georginio Wijnaldum. Het talent verliest daarop één van zijn voorste melktandjes. Nadat Wijnaldum zijn tandje heeft gevonden op het droge gras, verlaat hij het veld. De volgende ochtend verschijnt hij niet op de training. Als trainer Gert-Jan Verbeek na de training een bezoek brengt aan zijn middenvelder, ziet hij hem huilen. Wijnaldum: 'Ik heb het tandje onder mijn kussen gelegd, maar de tandenfee is niet langsgeweest.' De puber spreekt bovendien van heimwee en krijgt van de coach toestemming om het trainingskamp in de Turkse Riviera te verlaten.
- Karim El Ahmadi botst op dag vier met trainer Verbeek als die hem vraagt tien keer op te drukken. De middenvelder begint met tegenzin aan de strafoefening en schreeuwt het vervolgens uit van de pijn. Wat blijkt, de Marokkaan heeft bij het opdrukken twee ribben van zijn kippenborstje gebroken. El Ahmadi scheldt Verbeek de huid vol. De trainer stuurt zijn speler daarop naar huis.
En dat is waar Braveheart, zoals de selectie hem aan het eind gekscherend noemde, zich flink in de vingers heeft gesneden. Bikkelen is voor de fysieke jongens van tussen de twintig en dertig jaar. En laat Verbeek nou net een selectie hebben waar de spelers buiten die leeftijdscategorie vallen. Bij Feyenoord staan dit seizoen spelers op het veld die óf hun jeugdpuistjes nog aan het uitdrukken zijn, óf even daarvoor met een rollator en grijze haren het vernieuwde complex hebben betreden. Verbeek wilde spierballen kweken, maar dan moet je daar wel een geschikte groep voor hebben en die was in Rotterdam-Zuid niet aanwezig.