23 maart, 2008

Joe is Ajax-moe waardoor Twente er een fan bij heeft

Dankzij mijn kameraad Dani kom ik 's weekends goed aan mijn trekken. Die jongen ontdekte Sopcast, een geniaal programma waarmee je de gekste Europese voetbalwedstrijden kunt bekijken. Weliswaar zonder optimaal beeld, met een paar minuten vertraging en Chinees commentaar, maar dat is helemaal niet erg. (Ik heb Willy ook al eens verteld: Die Chinezen hebben er maar een goede kijk op. Dat kon hij beamen na het zien van de vriendschappelijke pot tussen Torpedo Moskou en Beitar Jerusalem.) Voetbal blijft immers bijzaak nummer één in het leven.

Elk weekend pik ik er een paar duels uit. Afgelopen zondag klikte ik op Twente-Ajax. Ik wou dat ik dat niet had gedaan. Dat ik paaseieren was gaan zoeken met mijn neefjes, mijn kamer had opgeruimd of City of God (recensie volgt nog) voor een tweede keer was gaan kijken. Niet voor de eerste keer eindigde mijn weekend verkracht. Mijn stadgenoten rekenden af met een lamlendig Ajax. Dan gaat het laatste fluitsignaal, heb je de handen in je haar, staar je naar het bureaublad met de schone Gemma Atkinson op de achtergrond en hoop je geen traan te hoeven wegpinken. Dankzij het weergaloze Twente heb ik met vochtige ogen kunnen constateren: Twente is hot en Ajax is niet meer!

Dat Ajax een rijkere historie heeft en een paar nullen meer op de bankrekening zegt anno 2008 niks meer. Twente - ja, die boerenclub uit het Oosten - is in geen enkel opzicht minder meer dan de voormalige grootmacht uit de hoofdstad. In Enschede staat niet één bestuurslid ter discussie, blijft de trainer wel langer dan een jaar aan en staat er wel een gretige spelersgroep die tot uitmuntende prestaties in staat is. En misschien wel nog veel frappanter. Hier in het Arke Stadion wordt het voetbal gespeeld waar ze in Amsterdam een spontane erectie van krijgen. Ineens weet ik ook waarom ik met mijn 21 jaar al ontelbaar grijze haren heb. Ik heb het een beetje gehad met mijn club. Ajax is namelijk niet meer.

Mijn Ajax-gevoel is allang niet meer wat het was. Ik herrinner me uit mijn jeugdige jaren dat ik eens in mijn uppie in de Perry Sport achterbleef. Mams wilde die grijs-rode Ajax-jas van 120 gulden niet aanschaffen voor me. Aan het dekbedovertrek, agenda, plakboek, 2 shirts, trainingspak, slippers, bal, muts, kousen en 1776843 posters van mijn favoriete club had ik echt niet genoeg. Wat doe je dan? Huilend achterblijven totdat moederlief terugkomt en haar jaarbudget opneemt om een jas van de CL-winnaar aan te schaffen.

Maar het tij kan keren. Gaandeweg nam mijn liefde voor de Godenzonen sowieso af. Niet eens omdat de hoofdstad het decor werd voor luchthappers als Frank Verlaat, Wesley Sonck en Edgar Mancharyan, maar meer omdat je ouder en wijzer wordt en beseft dat de trouwe clubliefde je niet meer oplevert dan wat fraaie discussies in de kleedkamer, in de kantine op het werk of zelfs op het altaar in de kerk.

Ook mijn studie Journalistiek heeft geholpen aan het vervagen van mijn rood-witte hart. Eén van de eerste lessen die we meekregen bij het practicum Journalistiek, is het belang van de objectiviteit. Je bent journalist en dient een weergave te geven van de werkelijkheid. Door een gekleurde rood-witte bril en met kaboutermuts op naar een wedstrijd kijken is er niet meer bij. Als iedere voorzet van Kennedy bij de F-side belandt, kun je als verslaggever niet gaan beweren dat ie ze keer op keer bij Huntelaar op de stropdas legt. Ik ben neutraler geworden door de studie.
Dat ik alleen nog een paar vaantjes en paar boeken heb van Neerlands meest succesvolle club heb zegt veel. Ik ben alleen bang dat ook die jeugdsentimenten straks in de kamer van Ruben, Dani, Amanuel of Matthias (zoontjes van mijn broers) liggen. Ik hoop dat ze die willen ruilen tegen een FC Twente-bal.

Het leven van een Ajax-fan is te zwaar. Dat merk ik ook in mijn omgeving. Die jongens van Twente lopen met een glimlach van oor tot oor over straat terwijl ik (iedereen weet dat ik ooit een die-hard Ajacied was) me moet verschuilen. Ik wil het niet meer. Leave me alone!