12 juli, 2008

'Maar we komen er samen toch wel uit, kerel!'

Nu ik het rijk voor mijzelf heb (mijn ouders zijn voor zes weken naar Turkije) kan ik doen en laten wat ik wil. De meesten denken dan aan barbecue's, ordinaire orgies en andere fuiven. Maar Joe is niet echt van dat losbandige leven. Ik ben meer van het chillen. Lekker thuis zitten, met wat drank en wat chips, kameraden erbij en tot in de vroege uren lekker lullen over van alles en nog wat. Dat was ook woensdagavond (of eigenlijk donderdagochtend) het geval, totdat er één op een geniaal idee kwam.

'Heb je monopoly nog Johan?', vroeg mijn buurjongen Gaby. 'Nee', antwoordde ik, terwijl ik niet eens zeker was van mijn antwoord. 'Ah jammer man, die mooie tijden van vroeger', reageerde mijn oud-klasgenoot weer. En toen begon het ook bij mij te kriebelen. Even zoeken was wel het minste wat ik kon doen. Ik naar boven, naar mijn slaapkamer, boven op de kast (waar mijn moeder alle shit dropt zodat niemand het ziet) kijken en ja hoor. Daar lag het beste spel ter wereld. Het karton van de deksel inmiddels veertig keer vastgeplakt en ook het overgrote deel van het briefgeld was al geplastificeerd om nog meer scheuren te voorkomen.

Dus Joe naar beneden, met miljarden aan nepgeld in zijn hand. En nog voordat ik de woonkamer weer binnenkwam zag ik Gaby, David en Matti glimlachen van oor tot oor. De jeugdsentimenten kwamen duidelijk bovendrijven. En daar gingen we, op jacht naar een monopoly.

Gaby, sowieso de beste zakenman onder ons, won én de woensdag én de donderdag. Maar dat was bijzaak, want wat hebben we gelachen. David, die een paar keer 40.000 ving omdat hij met zijn worpen steeds precies op START landde, noemde zich al snel 'chipleader', hetgeen hij overnam van zijn grootste hobby; pokeren. Matti dacht een groot mannetje te zijn door bewust niets te kopen in de 'kleine steden' als Utrecht en Groningen. Dat hij op donkerblauw (Amsterdam) en groen (Rotterdam) mikte, bleek een grote blunder toen al gauw bleek dat Gaby met de grote steden aan de haal ging.

Het spel leverde nog veel meer hilarische taferelen op. David heeft met écht geld een gat in de hand, maar als we een spel spelen met nep geld, knijpt 'ie zijn handen keihard dicht en mag er geen flapje ontsnappen. 'Betalen', klonk het dan nog voordat de tegenstander zijn strijkijzer of hoed had verzet. En Gaby kon net als in zijn 'echte leven' smijten met de ruggen. Slechts één keer kwam onze forse kameraad in de problemen. Precies nadat David hem een kleine schuld aflosde, kwam Gaby op een hotel van degene die zojuist in hem had geïnvesteerd.

'Jaja, en nu hang je', zei David zonder dat hij zijn lach kon inhouden. Gaby's antwoord was typerend: 'Ach, we komen er samen toch wel uit, kerel'. En dat laatste woord legt ons dat plat van het lachen. Of die keer dat David de (ik meen) algemeen fonds-kaart trok met de tekst 'u erft 10.000'. Toen ik vroeg 'van wie?', kwamen een ieder met suggesties. Mijn supergierige buurman was het in ieder geval niet.

Wat iedereen die het spel wel eens heeft gespeeld zal herkennen, is de jacht op het vrij parkeren. Na verloop van tijd puilen de flappen de jackpot uit en elke deelnemer telt het aantal ogen dat hij/zij nodig heeft om beslag te leggen op de tonnen. Ook bij ons was dat steeds het geval. Gevloek en geschreew als er een oog te veel of te weinig gegooid wordt en 'patserpraat' als de worp wel lukt: 'Who's the man' en 'wat denk je jonge, ik ben miljairdair.'
De eerste dag was een marteling voor mij, David en Matti. Gaby kreeg én Rotterdam én Amsterdam (de duurste steden) in bezit en creëerde zo een mijnenveld voor ons. Matti en ik stapten regelmatig op een mijn en konden ons pionnetje al snel opbergen. David hield het wat langer vol, maar toen er vanuit Utrecht en Haarlem ook nog eens op hem werd geschoten, stortte ook hij in.

Eén ding weten we nu zeker: Dorpstraat het dorp en de waterleiding zijn misschien wel de grootste goudmijnen in het spel (alsof er een bepaald systeem in zit). Tientallen keren hebben we aan Gaby onze energierekening moeten overmaken en tig keer telden Gaby, Matti en David 200 euro neer voor een bezoek aan deze dorpeling.

Het mooiste tijdens zo'n spel vind ik de manier waarop we het geld uitgeven. Zo van, 'knaken zat, alsjeblieft jongen.' Toen David na het trekken van een kans-kaart jarig bleek drukten we hem alledrie een duizendje in de hand. 'Nog vele jaren jongen', 'humro jarigo (in het Syrisch)' en 'fijne verjaardag' klinkt het dan heel droog. En aangezien ik drie keer op rij tweede werd in een schoonheidswedstrijd, konden we aan het eind in koor roepen: 'Matti was natuurlijk eerste.'

Je hoort het al wel. Monopoly is, zeker met dit gezelschap, voor herhaling vatbaar. Dus jullie zijn de komende dagen weer van harte welkom heren.